Vrouwenbesnijdenis: verboden of toegestaan?
Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met Zijn Profeet, diens familie en metgezellen.
De geleerden zijn het er unaniem over eens dat Allah het heeft verboden het menselijke lichaam in welke vorm dan ook schade toe te berokkenen. Om deze reden heeft Allah in alle Hemelse wetgevingen voorgeschreven dat degene die het menselijke lichaam beschadigt, welke Allah heeft veredeld en bevoorrecht boven velen van zijn schepselen, een boetedoening moet ondergaan.
Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En wij hebben daarin voor hen voorgeschreven: dat een ziel voor een ziel, een oog voor een oog, een neus voor een neus, een oor voor een oor, een tand voor een tand (vergolden wordt), en bij wonden geldt (ook) vergelding (Qisaas).”
(Soerat al-Maa’idah: 45)
Er heerst een consensus onder de geleerden over het feit dat Allah, de Verhevene, de besnijdenis voor de man heeft voorgeschreven op de welbekende wijze. Echter beschouwen sommige geleerden dit als een aanbevolen daad, terwijl anderen de mening erop nahouden dat dit verplicht is. Zo zegt de Profeet (vrede zij met hem): “Vijf (zaken) behoren tot al-Fitrah (natuurlijke aanleg); Het scheren van de schaamstreek, de besnijdenis, het kortknippen van de snor, het epileren van het okselhaar en het kort knippen van de nagels.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
De eerste persoon die door Allah de opdracht tot de besnijdenis kreeg was Ibrahiem (vrede zij met hem).
Hierover zegt de Profeet (vrede zij met hem):
“Ibrahiem, de boezemvriend van Allah, besneed zichzelf nadat hij de tachtig was gepasseerd.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
Ook bestaat er een breedvoerige overeenstemming onder de geleerden over het verbod op zowel inwendige als uitwendige amputaties van het vrouwelijke voortplantingsorgaan. Degene die zich hier schuldig aan maakt, verdient het om (islamitisch) strafrechtelijk vervolgd te worden. In dit geval in de vorm van vergelding of het betalen van bloedgeld waarvan de hoogte afhankelijk is van de zwaarte van de misdaad.
De Islamitische geleerden verschillen niet van elkaar over het verbod op het wegnemen van de clitoris. Zij verschillen slechts over het oordeel van het wegnemen van een zeer klein stukje vlees, dat te vinden is aan de voorkant van het geslachtsdeel. Hierover zijn drie uitspraken gedaan, namelijk dat het toegestaan, aanbevolen of verplicht is.
Echter, is er geen bewijs te vinden in de Koran noch in de Soennah die de aanbevelingswaardigheid of de verplichting van de vrouwenbesnijdenis onderlegd. Zo blijkt dat het bevel van de Profeet (vrede zij met hem) tot de besnijdenis - waartoe ook Ibrahiem was bevolen - slechts gericht was aan de mannen van het nageslacht van Ibrahiem.
De hedendaagse Thora verwijst ook naar het verbond dat Allah met Ibrahiem had afgesloten:
“Ook zei God tegen Abraham: ‘Jij moet je houden aan dit verbond met mij, evenals je nakomelingen, generatie na generatie. Dit is de verplichting die jullie op je moeten nemen: alle mannen en jongens moeten worden besneden.”
(Genesis 17: 9-10)
Het is niet bekend van de Arabieren dat zij in de pre-islamitische tijd, noch na het binnentreden van de Islam hun dochters besneden. Terwijl zij daarentegen er streng op toezagen dat hun zonen wel besneden werden in navolging van hun voorouders Ibrahiem en Ismaaciel. Dit sluit echter niet uit dat vrouwenbesnijdenis zich toentertijd onder de Arabieren voordeed. Mogelijkerwijs hebben zij deze gewoonte behouden onder invloed van sommige buurvolkeren, zoals de Abessiniërs. Toch valt ons op dat de Arabische geschiedschrijvers, die zeer nauwkeurig te werk gingen, niets over vrouwenbesnijdenis hebben vermeld.
Bovendien is het niet bekend van Ibrahiem dat hij, na de opdracht tot het besnijden van zichzelf, ook zijn vrouwen en dochters ditzelfde beval. Ook heeft onze Profeet (vrede zij met hem) geen soortgelijke opdracht aan de moslimvrouw gegeven. Indien deze daad aanbevolen zou zijn, zoals wordt beweerd, dan zou dit vandaag een gangbare zaak moeten zijn op het Arabische schiereiland (lees: het land van de openbaring) en de omringende buurlanden. Dit zou helemaal het geval zijn wanneer vrouwenbesnijdenis een verplichting was!
De praktijk leert dat vrouwenbesnijdenis vrij onbekend is bij de inwoners van deze streken. Het doet zich voornamelijk voor in grote delen van het Afrikaanse continent onder moslims, christenen en polytheïsten. De lugubere manier waarop deze besnijdenis tot uitvoer wordt gebracht, wordt door geen van de moslimgeleerden goedgekeurd. Integendeel, zij spreken hun afschuw hierover uit en stellen de uitvoerder ervan strafbaar. Het zich schuldig maken aan zoiets is niets anders dan pure misleiding van de duivel die het aanbrengen van veranderingen in de schepping van Allah van harte nastreeft.
Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En ik zal hen doen dwalen en ik zal hun ijdelheid opwekken en ik zal hen bevelen de oren van het vee te snijden en ik zal hen bevelen de schepping van Allah te veranderen.” En wie in plaats van Allah de satan tot beschermer neemt, die zal waarlijk een duidelijk verlies lijden.”
(Soerat an-Nisaa’: 119)
Degenen die van mening zijn dat het besnijden van vrouwen aanbevolen is, baseren zich op zeer zwakke overleveringen die niet als bewijsvoering kunnen en mogen dienen. Een vaak aangehaald argument is een overlevering waarin de Profeet (vrede zij met hem) zou hebben gezegd: “De besnijdenis is de mannen voorgeschreven en veredelt de vrouwen.” De geleerden van Hadith plaatsen unaniem vraagtekens bij de betrouwbaarheid van Hadjaadj ibn Artaa’ah die deze overlevering zou hebben verhaald. Al-Bayhaqie meldt het volgende hierover: “De keten van deze overlevering is zwak.”
(as-Soenan as-Saghier)
Ibnoe cAbdilbarr zegt in het boek ‘at-Tamhied’: “Een overlevering die ons slechts via Hadjaadj ibn Artaa’ah heeft bereikt, wordt niet geaccepteerd.”
Ook heeft Ibnoe al-Qayyiem in het boek ‘Toehfat ul-Mawdoed’ het volgende hierover gezegd: “De keten (van deze overlevering) is zwak.”
In een andere overlevering zou de Profeet (vrede zij met hem) tegen een vrouw hebben gezegd, die zich het ambacht van vrouwenbesnijdenis eigen had gemaakt: “Overdrijf niet in het afsnijden.” Deze overlevering is door Aboe Dawoed overgeleverd die tevens de zwakte ervan aangaf.
Ook zegt de schrijver van het boek “cAuwn al-Macboed: “Het is zoals aboe Dawoed heeft gezegd; de overleveringen aangaande de vrouwenbesnijdenis, met al hun verschillende versies, zijn allen zwak en niet geschikt om als bewijs te dienen.”
Ibn ul-Moendhir zei: “Er is geen vertelling aangaande vrouwenbesnijdenis waarop teruggevallen kan worden en ook is er geen sprake van een Soennah die gevolgd dient te worden.”
Ibnoe cAbdilbarr zegt in zijn boek ‘at-Tamhied’: “Hetgeen waar de moslims een consensus over hebben bereikt, is dat de besnijdenis voor de man is voorgeschreven.”
(zie cAuwn al-Macboed: 14/1226 overlevering 526)
Er kan gezegd worden dat een aantal geleerden, zoals ibnoe Hazm ad-Dhaahiri, heeft gezegd dat het besnijden van de vrouw een aanbevolen daad is en dus toont dit aan dat vrouwenbesnijdenis op zijn minst als toegestaan kan worden beschouwd. Mijn antwoord hierop is als volgt: Men moet bij voorhand ervan uitgaan dat deze daad toegestaan is en niet verplicht of aanbevolen, vanwege het gebrek aan bewijs hiervoor. Ook dienen wij goed te begrijpen in welke gevallen deze daad als toegestaan kan worden aangemerkt. De permissie hiervoor slaat op een specifieke groep vrouwen die lijden aan hypertrofie (groter worden van weefsel). Hierover zegt aboe cAbdoellah Mohammed ibn ul-Hadj al-Maaliki in al-Madkhal: “Bij vrouwenbesnijdenis rijst de vraag op of dit voor alle vrouwen geldt of dat er onderscheid gemaakt dient te worden tussen de vrouwen uit het westen en het oosten. Zo zouden volgens sommigen de vrouwen uit het oosten besneden moeten worden, omdat zij te maken hebben met overtollig weefsel. Dit terwijl de westerse vrouwen, waarbij dit verschijnsel niet voorkomt, niet besneden hoeven te worden. Ik zeg daarentegen: ,,Ik ben er niet van overtuigd dat er enig verband bestaat tussen dit en waar een vrouw vandaan komt. Het is iets dat zich bij alle vrouwen kan voordoen, ongeacht land van herkomst.”
Al met al dienen medici uitsluitsel te geven over het wel of niet voortzetten van zo een ingreep. Tevens dient de eindbeslissing genomen te worden door de volwassen vrouw zelf en mag haar dit niet worden opgedrongen.
En Allah weet het best.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat een reactie achter ...