Hizb ut-Tahrier op de weegschaal
Ons is opgevallen dat mensen die onderdeel uitmaken van Hizb ut-Tahrier niet op de hoogte zijn van hun afdwalingen. Zij zijn er niet van bewust dat zij te maken hebben met een groepering die het verstand hoger acht dan de Openbaring. Zo lezen wij in één van hun boeken ‘Nidaa’un Haar ilaa al-Moeslimien min Hizb it-Tahrier’ (Een warm oproep van Hizb ut-Tahrier aan de moslims): “De Islam is een verzameling ideeën… vandaar dat hetgeen waarmee de Openbaring is gekomen voorgelegd moet worden aan het verstand… en dus wanneer er wordt gezegd dat de Islam ondergeschikt is aan het verstand, dan is dit een correcte uitspraak… het verstand is namelijk de basis van de Islam… en dus is het verstand het bewijs als het gaat om de betekenis en niet de tekst (Openbaring) zelf.”
Vandaar dat Hizb ut-Tahrier in het verlengde ligt van de afgedwaalde stroming al-Moectazilah en ook door de leden van Hizb ut-Tahrier lovende woorden worden uitgesproken over de voormannen van al-Moectazilah. Zo lezen wij dat de oprichter van Hizb ut-Tahrier, Taqiyy ud-Dien an-Nabhaanie, in zijn boek ‘Ash-Shakhsiyyah al-Islaamiyyah’ het volgende zegt over de leiders van de afgedwaalde Moectazilah Waasil ibnoe cAtaa’, cAmr ibn cOebayd en an-Naddhaam: “Zij zijn niet te betrappen op welke afdwaling dan ook op het gebied van al-cAqiedah… ze zijn allemaal moslims die het opnamen voor de Islam...” Dit heeft Hizb ut-Tahrier ertoe aangezet om, in navolging van al-Moectazilah, fundamentele zaken van het geloof te ontkennen, zoals de bestraffingen en genietingen in het graf en de komst van Masieh ad-Dadjjaal.
Eén van hun voormannen, cOmar Bakrie1, zegt: “Ik druk jullie op het hart om aan te nemen dat er een bestraffing plaatsvindt in het graf en dat er een Mahdie op komst is, maar wie daarin gelooft is zondig.” Dit is niet anders te bestempelen dan als bespotting van het geloof. Hoe kan een Moe’min de bestraffing van het graf aannemen en tegelijkertijd zondig zijn als hij daarin gelooft?
Imam Aboe Haniefah zegt:
“Wie de verschrikkingen van de doodsstrijd, het graf, de Dag des Oordeels, de Weegschaal, de Siraat, het Paradijs en de Hel ontkent, is geen gelovige.”
(al-Fiqh ul-Akbar: 193)
En dit is dan ook logisch, aangezien Ibn cAbbaas verhaalt dat de Profeet (vrede zij met hem) langs twee graven liep en zei:
“Zij worden (op dit moment) gefolterd, en niet vanwege een grote (zonde). Eén van hen deed geen Istindjaa’ (het zich reinigen na het doen van de behoefte) en de andere verspreidde roddels onder de mensen.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
Ook lezen wij in het boek van an-Nabhaanie zelf dat hij ontkent dat Moecaawiyah ibnoe abie Soefyaan een metgezel was van de Profeet (vrede zij met hem), terwijl de moslimgeleerden het unaniem over eens zijn dat hij dit wel is. En hoe kan het anders als wij weten dat hij vele overleveringen rechtstreeks heeft verhaald van de Profeet? Zo staat er in Sahieh Moeslim dat de Profeet zegt tegen Ibnoe cAbbaas:
“Ga en roep Moecaawiyah voor mij.”
(Moeslim)
Ook zei de Profeet over Moecaawiyah:
“O Allah, doe anderen middels hem leiden en leid hem.”
(at-Tirmidhi en correct bevonden door Sheikh al-Albaani)
Toen de grote imam cAbdoellaah Ibn ul-Moebaarak werd gevraagd over de positie van Moecaawiyah ibnoe abie Soefyaan ten opzichte van cOmar ibnoe cAbd il-cAziez (een Taabicie), antwoordde hij daarom als volgt: “Het stof dat de neus van Moecawiyah Ibn Abie Soefyan is binnengedrongen tijdens het zij aan zij strijden met de Profeet, is hoger in achting dan cOmar ibnoe cAbd il-cAziez.”
Ook wordt er door an-Nabhaanie geen onderscheid gemaakt tussen de Shiecah en de Soennah en zij bestrijden zelfs degenen die dit wel doen. Zo lezen wij in Madjallat ul-Waciy at-Tahrieriyyah, editie 75, jaar 1993: “Wat betreft de verscheuring die teweeg wordt gebracht tussen een Soenniet en een Sjiiet, dit is het werk van een macht die de Islam afgunstig gezind is. De Hizb is hier tegen en bevecht dit met alle middelen.”
Ook lezen wij dat een aantal leden van Hizb ut-Tahrier meent dat het boek ‘al-Hoekoemat ul-Islaamiyyah’ van al-Khoemeinie zijn weerga niet kent op het gebied van politiek. Dit lezen wij bijvoorbeeld in Madjallat ul-Waciy at-Tahrieriyyah, editie 26, jaar 1989. We vragen ons werkelijk af hoe een moslim het in zijn hoofd haalt om dit boek te prijzen, wetende dat al-Khoemeinie daarin te kennen geeft dat de imams van de Shiecah hoger in aanzien zijn dan vooraanstaande engelen en gestuurde profeten (al-Hoekoemat ul-Islaamiyyah, blz. 52). Ibnoe Hadjar al-Haythamie heeft zelfs gesproken over consensus onder de geleerden wat betreft het ongeloof van iemand die dit meent.
Ook is an-Nabhaanie de mening toegedaan dat vrouwen en mannen bij elkaar moeten komen en zich onder elkaar moeten vermengen. Dit staat in het boek ‘an-Nidhaam ul-Idjtimaacie fiel-Islaam’, blz. 10 en 128. Tevens lezen wij tot onze grote verbazing dat hij het toestaat om een vreemde vrouw een hand te geven en zelfs te kussen. Dit kan men nalezen in ‘Nashrat Djawaab wa Soe’aal’ van hun Sheikh an-Nabhaanie, 29 mei 1970.
Daarnaast is het volgens hem toegestaan voor de vrouw om een pruik te dragen en het huis zonder toestemming van haar man te verlaten om een verkiezingsmanifest bij te wonen. Dit is na te lezen in ‘Nashrat Djawaab wa Soe’aal’, 17 februari 1972. Hoe durft an-Nabhaanie dit te zeggen, wetende dat de Profeet in de Sahieh heeft gezegd: “Allah vervloekt de Naamisah (degene die de wenkbrauwen van anderen epileert) en de Moetanammisah (degene die haar wenkbrauwen laat epileren) en de Waasilah (degene die bij anderen nep- of andermanshaar invlecht) en de Moestawsilah (degene die haar haar laat invlechten met nep- of andermanshaar ).”
Daarom het advies aan de broeders en de zusters die zich inlaten met deze groepering waarvan de overtuiging duidelijk in strijd is met de Koran en de Soennah om bedacht te zijn, zich niet door emoties en loze kreten te laten misleiden en terug te keren naar de methodologie van onze vrome voorgangers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat een reactie achter ...