Bescherming van kuisheid - deel 2
Wanneer de heer/vrouw des huizes vraagt wie er aan de deur staat, dient de bezoeker zijn naam te noemen.
Djaabier heeft overgeleverd:
“Ik ging naar de Profeet (vrede zij met hem) terwijl ik op het geloof was van mijn vader. Ik klopte op de deur en hij zei: “Wie is daar?” Ik antwoordde: “Ik.” Daarop zei hij: “Ik, ik.” Alsof hij dit verafschuwde.”
(al-Boekhaarie en Moeslim)
Het is dus voor elke moslim verplicht om zich deze etiquette eigen te maken, zelfs als het om mensen gaat die dicht bij hem staan, zoals zijn moeder, dochter, zus of anderen.
Een man vroeg Hoedhayfah eens: “Moet ik zelfs toestemming vragen (om de ruimte te betreden) bij mijn moeder?” Hij zei tegen hem: “Als je haar niet om toestemming vraagt, zou je misschien iets kunnen zien wat je zult verafschuwen.”
Voor de man is het echter niet verplicht om zijn vrouw toestemming te vragen. cAtaa’ werd een keer gevraagd over de man die zijn vrouw om toestemming vraagt. Hij zei: “Nee, dit hoeft niet, maar hij dient haar wel te laten weten dat hij binnenkomt en hij moet haar niet verrassen. Op die manier voorkomt hij dat hij haar ziet terwijl zij niet wilt dat haar man haar op die manier ziet.”
Het vragen om toestemming bij binnenkomst staat gelijk aan het beschermen van de kuisheid en de cAwrah van de mensen, alsmede hun rechten. Wanneer een persoon dus bij iemand naar binnen kijkt, dan is het de heer des huizes gegeven om de ogen van deze persoon te prikken waarmee hij heeft gekeken. De Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd:
“Wie in het huis verblijft van een gemeenschap zonder hun toestemming, dan is het hun toegestaan om zijn ogen te prikken.”
(Moeslim)
Een andere manier om de kuisheid te beschermen is het verbod op laster. De Wetgeving heeft hiervoor een straf opgelegd van tachtig zweepslagen, wanneer men zich in een Islamitische staat bevindt. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En degenen die eerzame vrouwen beschuldigen (van ontucht) en vervolgens geen vier getuigen brengen: sla hen met tachtig zweepslagen. En aanvaard nooit getuigenissen van hen, want zij zijn degenen die zware zonden begaan.”(Soerat an-Noer: 4)
Moekhtasar Kitaab Macaalim calaa Tarieq il-cIffah
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat een reactie achter ...