Translate

zondag 7 oktober 2012

Algemene rechten van de mens in de Koran Recht op leven

Algemene rechten van de mens in de Koran Recht op leven















De Koran verdedigt de heiligheid en absolute waarde van het menselijk leven. In de Koran wordt uiteengezet dat het leven van ieder individu in essentie vergelijkbaar is met dat van een gehele gemeenschap en daarom met uiterste zorg behandeld dient te worden. Eveneens het doden van kinderen wordt ten zeerste veroordeeld.

Zeg: "Komt, ik zal u verkondigen, wat uw Heer heeft verboden;" namelijk dat gij iets met Hem vereenzelvigt en dat gij uw ouders niet goed behandelt en dat gij uw kinderen uit armoede doodt. - Wij zijn het, Die voor u en voor hen zorgen - en dat gij onbetamelijke daden hetzij openlijk of in het geheim begaat en dat gij een ziel ten onrechte doodt die Allah heilig heeft verklaard. Dit is, hetgeen Hij u heeft bevolen, opdat gij moogt begrijpen."
(6:151)


"Deswegen schreven Wij de kinderen Israëls voor, dat wie ook een mens doodt, behalve wegens het doden van anderen of het scheppen van wanorde in het land, het ware alsof hij het gehele mensdom had gedood, en voor hem, die iemand het leven schenkt, alsof hij aan het gehele mensdom het leven heeft geschonken. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met duidelijke tekenen tot hen en toch - werden daarna -velen hunner op aarde tot over treders."
(5: 32)

"En doodt uw kinderen niet uit vrees voor armoede. Wij zijn het die in hun behoeften en in de uwe voorzien. Voorwaar, hen te doden is een grote zonde."
(17:31)













  • Recht op respect

De Koran acht alle mensen respect waardig, omdat zij de mogelijkheid hebben tot denken, tot kennis over goed en slecht, tot het doen van goede en het vermijden van het kwade. Vanwege de belofte die besloten ligt in het menszijn, namelijk de mogelijkheid om God's plaatsvervanger op aarde te zijn, moet de menselijkheid van alle mensen worden gerespecteerd en als een doel op zich worden beschouwd.

"En inderdaad hebben Wij de kinderen van Adam geëerd en hen gedragen over land en zee, en hun van het goede gegeven en hen verheven boven velen dergenen die Wij hebben geschapen omdat zij als enigen van de gehele schepping ervoor hebben gekozen om het 'beheer' van de vrije wil te aanvaarden." 

(17:70)

"Voorwaar, Wij boden de hemelen, de aarde en de bergen aan, hun (iets) toe te vertrouwen, maar zij weigerden dit te dragen en vreesden er voor, maar de mens nam het op zich. Inderdaad, hij is zeer onrechtvaardig (jegens zichzelf), onwetend." 

(33:72)

Mensen kunnen vrijheid van wil uitoefenen omdat zij over rationeel vermogen beschikken, hetgeen hen onderscheidt van alle andere schepselen.
2:30. En toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik wil een stedehouder op aarde plaatsen," zeiden zij: "Wilt Gij er iemand plaatsen die er onheil zal stichten en bloed zal vergieten, terwijl wij U verheerlijken met de lof die U toekomt en Uw Heiligheid prijzen," antwoordde Hij: "Ik weet wat gij niet weet." 
31. En Hij leerde Adam al de namen. Dan plaatste Hij (de voorwerpen dezer) namen voor de engelen en zeide: "Noemt Mij hun namen, indien gij in uw recht staat." 
32. Zij zeiden: "Heilig zijt Gij. Wij bezitten geen kennis, buiten hetgeen Gij ons hebt geleerd; waarlijk, Gij zijt de Alwetende, de Alwijze. 
33. Hij zeide: "O, Adam, zeg hun de namen van deze dingen", en toen hij de namen had genoemd, zeide Hij: "Zeide Ik u niet: Waarlijk Ik ken de geheimen der hemelen en der aarde en Ik weet, wat gij onthult en wat gij verbergt?"
34. En toen Wij tot de engelen zeiden: "Onderwerpt u aan Adam", onderwierpen zich allen, behalve Iblies. Hij weigerde, hij was hoogmoedig. Hij behoorde tot de ongelovigen. 

Ofschoon mensen tot 'Het laagste van het laagste' kunnen verworden, stelt de Koran dat zij 'in de beste vorm' zijn gemaakt, :

95:4. Voorzeker, Wij hebben de mens in de beste vorm geschapen, 
5. Daarna laten Wij hem vervallen tot het allerlaagste, 
6. Behalve degenen die geloven en goede werken doen; hunner is een oneindige beloning.















  • Recht op rechtvaardigheid

De Koran legt grote nadruk op het recht om rechtvaardigheid te zoeken en de plicht om recht te doen. 

"O, gij die gelooft, weest oprecht voor Allah en getuigt met rechtvaardigheid. En laat de vijandschap van een volk u niet aansporen, om onrechtvaardig te handelen. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij de vroomheid en vreest Allah, voorzeker, Allah is op de hoogte van hetgeen gij doet." 
(5:8)

Rechtvaardigheid brengt een evenwicht in de vorm van een weegschaal die gelijkelijk in balans is.

"Wat is rechtvaardigheid anders dan het vermijden van excessen? Er moet noch te veel noch te weinig zijn; vandaar het gebruik van de weegschaal als het embleem van het recht" Aboe al-Kalaam Asad.

Opdat niemand probeert te veel of te weinig te doen, schrijft de Koran voor dat geen enkel mens de last van een ander kan dragen of iets kan bereiken zonder daarnaar te streven.

"Dat geen drager van last de last van een ander zal dragen. En dat de mens niet meer kan krijgen dan hetgeen waarnaar hij streeft."
(53: 38, 39)














  • Recht op vrijheid

De Koran hecht groot belang aan het bevrijden van mensen van iedere vorm van knechting (slavernij). Met erkenning van de menselijke neiging tot dictatuur en despotisme stelt de Koran duidelijk en nadrukkelijk in soera 3:79.

"Het betaamt een mens niet, als Allah hem het Boek en de macht en het profeetschap geeft, dat hij dan tot de mensen zou zeggen: "Weest mijn dienaren buiten Allah''; maar (veeleer): "Weest aanbidders van de Heer, daar gij het Boek onderwijst en zelf bestudeert." 
(3:79
)

De institutie van menselijke slavernij is uiteraard zeer belangrijk in de context van de menselijke vrijheid. Slavernij was wijdverbreid in het Arabie ten tijde van de komst van de Islam en vormde de basis van de Arabische economie. Niet alleen stond de Koran op een rechtvaardige en menselijke behandeling van slaven, maar drong eveneens voortdurend aan op het vrijlaten van slaven.
Door in soera 47:4 vast te leggen dat krijgsgevangenen moesten worden vrijgelaten ofwel door een daad van genade, ofwel tegen losgeld, schafte de Koran slavernij praktisch af, aangezien 'de voornaamste bron van slaven -mannen en vrouwen- krijgsgevangenen waren.

"Wanneer gij de ongelovigen (in oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar zijt, bindt hen dan vast. En wanneer de oorlog opgehouden is, laat hen dan vrij uit gunst of voor een losprijs. Zo zij het......" (47:4)

Een boek dat geen koning of profeet het recht geeft absolute gehoorzaamheid van een ander mens af te dwingen, kan onmogelijk slavernij in welke betekenis van het woord dan ook goedkeuren.

De belangrijkste waarborg voor persoonlijke vrijheid van een moslim ligt in het Koranische bevel dat niemand anders dan God de menselijke vrijheid kan beperken.





















Hoewel de profeet Mohammed (vzmh) de ontvanger van de Goddelijke openbaring was, had hij de verplichting de moslims te raadplegen in openbare gelegenheden. 

De verkondiging in 2:256 Er is geen dwang in de godsdienst. Garandeert vrijheid van religie en uitoefening van het geloof. Dit betekent dat volgens de leer van de Islam niet-moslims die in Islamitische gebieden leven de vrijheid moeten hebben om ongestoord en zonder vrees hun eigen geloofstradities te volgen.

Het recht op vrijheid houdt ook het recht in om vrijelijk de waarheid te kunnen spreken. De Koranische term voor waarheid is Hakk, wat ook een van God's belangrijkste kenmerken is. Uitkomen voor de waarheid is een recht en een verantwoordelijkheid waarvan een moslim niet mag afzien, zelfs niet in situaties van grote moeilijkheden of gevaar. 

"O, gij die gelooft, weest voorstanders der rechtvaardigheid, getuigen voor Allah, zelfs al was het tegen uzelf, of ouders en verwanten. Hetzij rijk of arm, Allah is beter dan beiden. Volgt niet de begeerten, opdat gij niet onrechtvaardig zult zijn. En als gij de waarheid omzeilt of er u van afwendt, Allah is goed op de hoogte van wat gij doet." 

(4:135)

Terwijl de Koran de gelovigen beveelt de waarheid te getuigen, wordt de samenleving ook opgedragen personen die aldus handelen niet te schaden. 
Hadith: Abu Bakr, moge Allah met hem tevreden zijn, heeft overgeleverd: 

"De Profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, heeft gezegd: "Zal ik jullie op de hoogte stellen van wat de allergrootste zonden zijn?' Wij zeiden: O, jawel Gezant van Allah. Hij zei: 'Veelgodendienst en ongehoorzaamheid aan de ouders'. Hij lag uitgestrekt, ging zitten en zei: 'en zeker het vertellen van een onwaarheid, onwaarheid bij een getuigenverklaring' en bleef dat herhalen totdat wij hoopten dat hij zou stoppen." 
(Uiteindelijke overlevering door Boekhaarie en Moesliem)















  • Recht om kennis te verwerven

De Koran legt de grootste nadruk op het belang van kennisverwerving. Dat kennis vanaf het allereerste begin deel uitmaakte van de kern van het Islamitische wereldbeel wordt aangetoond door het vers hieronder, waarvan moslims geloven dat het de eerste openbaring was die de profeet Mohammed ontving:

"Verkondig de naam van uw Heer, de Schepper.
Die de mens uit geronnen bloed schiep.
Verkondig, want uw Heer is de meest Eerbiedwaardige
Die (de mens) door middel van de pen onderwees.
Hij leerde aan de mens datgene wat deze niet kende." 

(96:1-5)

De Koran, die de retorische vraag stelt of zij zonder kennis gelijk kunnen zijn aan hen met kennis:

"Is hij, die God vereert in de uren der nacht, nederknielende en staande, die voor het Hiernamaals vreest en hoopt op de barmhartigheid van zijn Heer. Zeg: "Zijn zij die weten gelijk aan hen die niet weten?" Maar alleen de verstandigen trekken er lering uit.
Spoort gelovigen aan te bidden voor vooruitgang in kennis." 

(39:9)

"Verheven zij God, de Ware Koning. En haast u niet met de Koran eer de openbaring er van aan u voltooid is en zeg: "O mijn Heer, doe mij toenemen in kennis.
(20:114)



















  • Recht op onderhoud

Soera 11:6 toont aan dat ieder levend wezen voor zijn bestaan afhankelijk is van God:

"En er is geen schepsel dat op aarde kruipt, of zijn voorziening berust bij Allah.." 
(11:6)

Een kernbegrip in de Koran is, dat de grondslag vormt van het sociaal-economische en politieke systeem van de Islam, is dat het eigendom van alles niet bij een persoon ligt, maar bij God. Aangezien God de universele Schepper is, heeft ieder schepsel het recht te delen in wat God toebehoort.
Dit betekent dat ieder mens recht heeft op middelen van bestaan. Zij die over economische of politieke macht beschikken, hebben niet het recht anderen de elementaire levensbenodigdheden te ontnemen door zich de hulpbronnen die God heeft geschapen ten bate van de gehele mensheid onrechtmatig toe te eigenen of te misbruiken.















  • Recht op werk

Volgens de leer van de Koran heeft iedere man en iedere vrouw recht op werk, of dit nu bestaat uit betaalde werkzaamheden of vrijwillige diensten. De opbrengsten behoren tot degenen die ervoor gewerkt heeft -ongeacht of dit een man of een vrouw is.

"Mannen zullen een aandeel hebben in hetgeen zij hebben verdiend en vrouwen zullen een aandeel hebben in hetgeen zij hebben verdiend."
(4:32)

















  • Recht op privacy

De Koran erkent het recht op privacy als een mensenrecht en stelt regels voor de bescherming van het huiselijke leven van het individu tegen ongeoorloofde binnendringing van binnenuit of van buitenaf. 

"O jij die gelooft, gaat geen andere huizen dan de uwe binnen zonder de bewoners er van te waarschuwen en te begroeten. Dat is beter voor u, opdat je er lering uit zult trekken." 
(24:27)













  • Recht op bescherming tegen laster, roddel en bespotting

De Koran erkent het recht van mensen om beschermd te worden tegen smaad, sarcasme, beledigende bijnamen en kwaadsprekerij. 

"O, gij die gelooft! Laat een volk het andere volk dat waarschijnlijk beter is dan zij, niet bespotten, noch vrouwen andere vrouwen, die misschien beter zijn dan zij. En belastert elkander niet, noch noemt elkaar bij scheldnamen. Kwaad is (het geven van) een slechte naam na de aanvaarding van het geloof, en zij die geen berouw tonen zijn de onrechtvaardigen.

O, gij die gelooft! Vermijdt in het algemeen verdenking want achterdocht is een zonde. En spionneert niet, noch belastert elkander. Lust iemand onder u het vlees van zijn dode broeder? Gij verafschuwt het zekerlijk. Vreest God voorzeker, God is Berouwaanvaardend, Genadevol." 
(49:11, 12)
"God houdt niet van het uiten van beledigende taal in het openbaar, behalve door iemand, die onrecht wordt aangedaan; en God is Alhorend, Alwetend." 
(4: 148)
Aboe Hoerairah zei dat de boodschapper van God zei: 

"Weten jullie wat achterklap (of roddel) is?" Zij zeiden: "God en Zijn boodschapper weten het het beste." Hij zei: "(Als) je iets over je broeder zegt, wat hij niet leuk vindt, dat is achterklap." Iemand zei: "Maar wat, als mijn broeder zo is zoals ik zeg?" Hij zei: "Als hij is zoals je zegt, dan heb je geroddeld en als hij niet is zoals je zegt, dan heb je hem belasterd."
 
(Muslim)
Ook wordt gesteld dat niemand mag worden belasterd op grond van vermeende schuld en dat zij die zich schuldig maken aan schandaal uitlokking zwaar zullen worden gestraft in zowel deze als de volgende wereld. 

"Waarom heb je niet gezegd toen je het hoorde: "Het betaamt ons niet om erover te spreken. Heilig zijt Gij, dit is een grote lastering!"
God waarschuwt u om nooit tot iets dergelijks terug te vallen indien je gelovigen bent.

En God legt u de geboden uit; God is Alwetend, Alwijs.

Zij die graag willen dat onbetamelijkheid zich onder de gelovigen moge verspreiden, zullen in deze wereld en in het Hiernamaals een pijnlijke straf ondergaan. God weet, en je weet niet" 

(24:16 - 19)




















  • Recht op het ontwikkelen van esthetisch gevoel en het genieten van door God geschapen giften

In feite kan worden gesteld dat het recht van een persoon om zijn esthetische gevoel te ontwikkelen zodat hij schoonheid in al zijn vormen kan waarderen, en het recht om te genieten van dat waarin God heeft voorzien als voedsel voor de mensheid, zijn geworteld in de levensbevestigende visie van de Koran. 

"Hij is het Die de aarde aan u onderworpen heeft; wandelt dus op haar paden en geniet van haar gaven......" 
(67:15)















  • Recht om het land te verlaten in situaties van onderdrukking

Volgens de Koran is een moslim in eerste instantie loyaal aan God en niet aan een bepaald gebied. Teneinde zijn profetische missie te vervullen besloot de Profeet zijn geboorteplaats Mekka te verlaten en naar Medina te trekken. Deze gebeurtenis, de Hidjra, heeft grote historische en spirituele betekenis voor moslims die hun plaats van oorsprong moeten verlaten wanneer dat een oord van kwaad en onderdrukking wordt, waar zij hun plichten jegens God niet kunnen vervullen of waar geen gerechtigheid heerst.

"Voorwaar de engelen zullen tot hen die ze doen sterven, terwijl dezen hun eigen ziel onrecht aandoen, zeggen: "In welke toestand waart gij?" Zij zullen antwoorden: "Wij waren in het land machteloos." Zij (de engelen) zullen echter zeggen: "Was Allah's aarde u niet groot genoeg om daarop te verhuizen?" Zij zijn het, wier tehuis de hel zal zijn en dat is een kwade bestemming." 
(4:97)













  • Recht op het goede leven

De Koran verdedigt het recht van mensen om slechts 'het goede leven' te leven. Dit goede leven, samengesteld uit vele elementen, wordt mogelijk wanneer een mens in een rechtvaardige omgeving leeft. Volgens de leer van de Koran is rechtvaardigheid een voorwaarde voor vrede en is vrede een voorwaarde voor menselijke ontwikkeling. 

In een rechtvaardige maatschappij kunnen alle eerder genoemde mensenrechten zonder problemen worden uitgeoefend. Bovendien eerbiedigt zo'n maatschappij eveneens het recht op een veilige verblijfplaats, op bescherming van persoonlijke bezittingen, op bescherming van iemands verdragen, het recht op vrije beweging, op sociale en wettelijke autonomie voor minderheden, op bescherming van heilige plaatsen en het recht van een persoon om terug te keren naar diens spirituele centrum.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat een reactie achter ...