Het is een vereiste dat twee zaken in acht worden genomen alvorens over te gaan op het bestempelen van een moslim als ongelovige:
- Een bewijs uit de Koran of Soennah dat aangeeft dat deze uitspraak of daad een vorm van ongeloof is;
- Alvorens dit oordeel toe te passen op de persoon, die een uitspraak of daad van ongeloof heeft begaan, is het noodzakelijk dat er aan de voorwaarden van Takfier (Iemand verklaren voor ongelovige) is voldaan en dat er geen belemmeringen aanwezig zijn die ons ervan weerhouden om iemand als ongelovige te bestempelen.
Tot de belangrijkste voorwaarden behoort het feit dat hij kennis heeft van zijn overtreding die ertoe leidt dat hij uit het geloof treedt. Allah zegt hierover (interpretatie van de betekenis):
“En wie de Boodschapper tegenwerkt nadat de Leiding hem duidelijk is geworden en een andere weg volgt dan die van de gelovigen: Wij laten hem (gaan naar) waarheen hij zich afgekeerd had en Wij zullen hem in de Hel binnenleiden. En dat is de slechtste bestemming.”
(Soerat an-Nisaa’: 115)
“En Allah doet nooit een volk dwalen nadat Hij hen heeft geleid, totdat Hij hun duidelijk heeft gemaakt waarvoor zij beducht moeten zijn. Voorwaar, Allah is Alwetend over alle dingen.”
(Soerat at-Tawbah: 115)
Om deze reden hebben de geleerden gezegd: “Niemand begaat ongeloof door de verplichtingen te ontkennen als hij nieuw in de Islam is, totdat deze zaken aan hem duidelijk worden gemaakt.”
Eén van de belemmeringen om iemand ongelovig te verklaren is wanneer iemand terechtkomt in een situatie die leidt tot ongeloof, terwijl hij dit niet wil. Een voorbeeld hiervan is iemand die gedwongen wordt om een daad van ongeloof te begaan, terwijl hij er niet in gelooft. Hij treedt hiermee niet buiten het geloof zoals Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Wie aan Allah ongelovig is na geloofd te hebben, behalve wie gedwongen is terwijl zijn hart in het geloof tot rust gekomen was. Maar (voor) wie die zijn hart voor het ongeloof openstelde: voor hem is er de Toorn van Allah en voor hem is er een Geweldige Bestraffing.”
(Soerat An-Nahl: 106)
Een andere belemmering is dat iemand niet weet wat hij zegt. Dit kan gebeuren als men zich bevindt in een situatie van extreme blijdschap, verdriet, angst of iets dergelijks. Het bewijs hiervoor is de overlevering van Anas ibn Maalik, waarin de Profeet (vrede zij met hem) zei:
“Allah is nog blijer met het berouw van één van Zijn dienaren als hij zich berouwvol tot Hem richt, dan iemand van jullie wanneer hij zijn rijdier verliest in de woestijn. Op zijn rijdier zat zijn eten en drinken. Hij werd wanhopig van het zoeken en ging liggen in de schaduw van een boom. Terwijl hij in die toestand is, ziet hij plotseling zijn rijdier naast hem staan. Hij pakt de teugels vast en roept uit extreme blijdschap: “O Allah, U bent mijn dienaar en ik ben Uw heer.” Hij raakte in de war vanwege zijn extreme blijdschap.”(Moeslim)
Sheikh Mohammed ibnoe Saalih al-cOethaymien
(al-Qawaacid ul-Moethlaa uit Madjmoec ul-Fataawa, boekdeel 3, blz. 343-344)
Belief In The Aakhirah latest bloglet if you get a chance hace a read its free
BeantwoordenVerwijderen