Allah de, Verhevene, zegt in de Koran (interpretatie van de betekenis):
“Hij (Allah) zei: ,,O Iblies, wat heeft jou ervan weerhouden om te prosterneren voor datgene wat Ik met Mijn beide Handen (Adam) heb geschapen? Ben jij (thans) hoogmoedig, of behoorde jij (al eerder) tot de hooghartigen?”
(soerat Saad: 75)
In dit vers schrijft Allah de daad van het scheppen aan Zichzelf toe. Vervolgens voegt Hij daaraan toe dat Hij dit heeft gedaan met Zijn beide Handen. Dit is dan ook een specifieke en unieke kenmerk van Aadam, namelijk dat Allah hem met Zijn beide Handen heeft gemaakt. Hetzelfde geldt voor het rechtstreekse gesprek dat plaats heeft gevonden tussen Allah en Moesa (vrede zij met hem); dit is ook een unieke kenmerk van Moesa.
Het is dus Allah Zelf Die ons te kennen geeft dat Hij handen heeft. Het feit dat Allah Aadam met Zijn beide Handen heeft gemaakt vormt een uitzondering op de rest van de mensen. Het is dan ook niet toegestaan om beide Handen in dit vers te vertalen met Nicmah (Gunst) of Qoedrah (Macht) of Itqaan (Volmaaktheid/Perfectie), want dan zal de uitzondering die Aadam ten dele is gevallen niet meer van toepassing zijn. Immers, iedereen is middels de Macht en Gunst van Allah tot stand gekomen.
Deze valse interpretatie zou dan ook Iblies in de gelegenheid stellen om tegen de Woorden van Allah in te gaan en te zeggen: “En mij heb je ook middels je Kracht en Gunst tot stand gebracht.”
Er zijn nog steeds mensen die telkens wanneer zij in de Koran de term ‘Hand’ tegenkomen, die aan Allah wordt toegeschreven, ervoor kiezen om de betekenis ervan te verdraaien en te zeggen dat hiermee de Kracht van Allah wordt bedoeld.
Maar wat te doen als Allah in Zijn Boek spreekt van ‘beide Handen’? Zoals hier het geval is? Gaan zij het dan hebben over ‘beide Krachten’?
En wat te doen als Allah spreekt over Zijn Rechterhand, zoals in het volgende vers (interpretatie van de betekenis):
“...en de hemelen in Zijn Rechterhand opgerold zullen zijn.”
(soerat az-Zoemar: 67)
Moeten wij dan volgens deze mensen bij de uitleg van dit vers spreken van de Rechterkracht van Allah?
Dit soort waanzin is het gevolg van de hardnekkige weigering om zich neer te leggen bij de teksten van de Koran, in tegenstelling tot wat de metgezellen deden. Zij hoorden wel deze teksten van de Profeet (vrede zij met hem), maar geen van hen week af van de letterlijke betekenis naar een metaforische betekenis.
Allah heeft Aadam met Zijn Eigen Handen gemaakt. Dit is een grote eer die Aadam toekomt. Vandaar dat de mensen zich op de Dag des Oordeels tot hem (vrede zij met hem) zullen wenden en tegen hem zullen zeggen:
“O Aadam, u bent de vader van de mensen. Allah heeft u met Zijn Hand gemaakt, blies in u Zijn Ziel, deed de engelen voor u prosterneren en heeft u de namen van alles geleerd. Doe dan voorspraak voor ons bij uw Heer!” (al-Boechaari)
De mensen die enige kennis hebben van de wetenschap van de Arabische taal weten dat het niet toegestaan is om van de letterlijke betekenis naar een figuurlijke betekenis af te wijken, behalve als de context (samenhang) van een zin hierop duidt.
Dus alleen als uit de reeks woorden in syntactisch verband valt op te maken dat hier niet de letterlijke betekenis wordt bedoeld, maar de figuurlijke betekenis. Dit kunnen wij het best verduidelijken aan de hand van een voorbeeld.
Als ik het woord ‘hart’ in mijn mond neem, dan dient de letterlijke betekenis behouden te worden. Behalve als uit mijn woorden valt op te maken dat ik een figuurlijke betekenis wil aanslaan. Als ik bijvoorbeeld zeg “Ik heb de laatste tijd veel pijn aan mijn hart” dan doel ik op de letterlijke betekenis van het woord ‘hart’; maar als ik zeg “Ik woon in het hart van de stad” dan doel ik natuurlijk op de figuurlijke betekenis, namelijk het midden van de stad. Maar zomaar van de letterlijke betekenis af te wijken, is iets dat indruist tegen alle regels van de Arabische taal.
En het feit dat er in vers 75 van soerat Saad wordt gesproken over echte Handen, wordt bevestigd door een overlevering waarvan de betrouwbaarheid als een paal boven water staat, want deze overlevering is opgenomen in sahieh Moeslim en daarin zegt de Profeet (vrede zij met hem):
“De rechtvaardigen bevinden zich op de Dag des Oordeels op preekstoelen van licht aan de Rechterhand van de Meest Barmhartige. En Zijn beide Handen zijn rechts.”
(Moeslim)
En deze overlevering is een doorn in het oog van diegenen die besmet zijn met de ziekte van ta’wiel, oftewel het verdraaien van de teksten. Want hier zegt de Profeet (vrede zij met hem) dat beide de Handen van Allah rechts zijn. Een uitspraak die geen ruimte meer overlaat voor verdere interpretaties en andere betekenissen. Dit is een uitspraak die een ware gelovige in geruststelling brengt en van alle twijfels bevrijdt en hem doet beseffen dat Allah wel degelijk Handen heeft die in geen enkel opzicht te vergelijken zijn met de handen van Zijn schepselen en waarvan de hoedanigheid ons niet bekend is, want Allah zegt namelijk, wat als volgt vertaald kan worden:
“Niets is aan Hem gelijk.”
(soerat ash-Shoeraa: 11)
“Ken jij iemand die aan Hem gelijk is?”
(soerat Maryam: 65)
“En niet één is aan Hem gelijkwaardig.”
(soerat al-Ikhlaas: 4)
Tegen diegenen die aangestoken zijn met het virus van het verdraaien van de feitelijke woorden van Allah, willen wij zeggen: “Jullie hebben gezegd dat wanneer men de term ‘Hand’ tegenkomt in de Koran en die toegeschreven wordt aan Allah, dan dien je deze niet letterlijk op te vatten, maar als beeldspraak. Men moet er volgens jullie een andere draai aan geven door bijvoorbeeld te zeggen dat ‘Hand’ hier ‘Kracht’ of ‘Gunst’ betekent. Maar hoe zit het met teksten waarin wordt gesproken over de ‘Beide Handen’ van Allah? En waag het niet om te zeggen dat het hier met ‘Beide Gunsten’ vertaald dient te worden, want dan kom je niet meer geloofwaardig over!”
Sommigen beweren dat het aannemen van deze verzen, lijkt alsof wij ledematen aan Allah toekennen, wat natuurlijk niet waar is. Maar wat deze mensen niet schijnen te begrijpen is dat het toekennen van een Hand aan Allah iets is dat vermeld staat in de Koran. Het zijn wij niet, maar Hij (de Verhevene) zelf die aan Zichzelf Handen heeft toegekend. Het erkennen van een Hand wil bovendien niet zeggen dat deze Hand gelijk is aan een menselijke hand of de hand van één van de andere schepselen. Het is een Hand Die Allah eigen is, een Hand Die bij Zijn Verhevenheid past, een Hand Die door Perfectie en Volmaaktheid wordt gekenmerkt!
Het vergelijken van de Hand van Allah met die van Zijn schepselen is absolute Koefr (afvalligheid). Dit even voor de duidelijkheid.
Wij komen trouwens nergens in de Soennah tegen dat de Profeet (vrede zij met hem), die aangewezen is als de uitlegger van de Koran, zegt dat de term ‘Hand’ niet letterlijk opgevat mag worden, en dat er hier sprake is van beeldspraak.
Degene die deze mening erop na houdt heeft zich schuldig gemaakt aan schending van de religieuze teksten, door de letterlijke Woorden van Allah hun werkelijke betekenis te ontnemen. Dit terwijl Allah in de Koran te kennen geeft dat Hij Zijn dienaren met een duidelijke Arabische taal heeft toegesproken. Dus oorspronkelijk dient de letterlijke betekenis gehandhaafd te blijven, want als wij het toestaan om overal een figuurlijke betekenis achter te zoeken, dan is het einde zoek en dan kan iedereen de Koran op zijn eigen manier interpreteren.
Daarom heeft Ibnoe cabdil-Bar in zijn boek at-Tamhied gesproken over een consensus onder de geleerden over het verbod om zich bezig te houden met het verdraaien van de betekennissen van de verzen van de Koran en de overleveringen van de profeet en dat men de letterlijke betekenis in stand dient te houden.
Ook hebben deze mensen zich schuldig gemaakt aan het doen van uitspraken over Allah zonder kennis, want Allah zegt iets en zij beweren dat Hij daarmee op iets anders doelt. En dit is ten strengste verboden. Allah zegt namelijk (interpretatie van de betekenis):
“Zeg: “Mijn Heer heeft slechts de zedeloosheden verboden, wat er openlijk van is en wat er verborgen van is; en de zonde; en de overtreding zonder recht; en dat jullie Allah deelgenoten toekennen, waarvoor Hij geen bewijs heeft neergezonden en dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten.” (soerat al-Acraaf: 33)
En aan deze mensen willen wij de volgende vragen voorleggen:
- Wie heeft meer kennis over Allah? Jij of Allah zelf? (Allah)
- Datgene wat Allah ons over Zichzelf vertelt, is toch de Waarheid? (Ja)
- Bestaat er volgens jou een boek dat meer duidelijkheid verschaft dan het Boek van Allah? (Nee)
- Denk je dat Allah Zijn Boek heeft gevuld met cryptische, mysterieuze woorden waarvan de betekenissen door de mensen achterhaald dienen te worden? (Nee)
- Wat de Profeet (vrede zij met hem) ons heeft meegegeven omtrent Allah is toch Waarheid? (Ja)
- De Profeet is toch degene met de meeste kennis over Allah (buiten Allah om)? Ja
Dus waarom blijf je dan weigeren om die Eigenschappen aan Allah toe te kennen die Hij aan Zichzelf in de Koran heeft toegekend en Die door de Profeet (vrede zij met hem) aan Hem zijn toegekend in de Soennah?
Dit laatste is trouwens ook beter en veiliger voor jou. Ook als je daarnaar wordt gevraagd op de Dag des Oordeels, dan kun je zeggen: “Ik heb me aan de letterlijke betekenis gehouden, dus mij treft geen blaam.” Dat is toch beter dan de Woorden van Allah uit hun verband te rukken en een eigen interpretatie eraan te geven, en maar zien op de Dag des Oordeels hoe je deze valse interpretaties zal goedpraten.
Ook is deze handelwijze veiliger omdat het strookt met de handelwijze van onze vrome voorgangers. Zo zegt Ibnoe Khozaimah in z’n boek ‘Kitaab At-Tawheed’ Boekdeel 1 blz 159: “Onze schepper, de Verhevene, heeft twee Handen, Beiden zijn rechts…”
In Tabaqaat al-Hanaabilah van Aboe Yaclah boekdeel 1 blz 313 staat dat Imam Ahmed Ibnoe Hanbal heeft gezegd: “Men dient te geloven in de volgende uitspraak van de profeet (vrede zij met hem) over Allah, namelijk: ,,Zijn Beide Handen zijn rechts.” Wie dat niet doet heeft de profeet daarmee verloochend.”
En de grote exegesegeleerde Ibnoe Djarir at-Tabari zegt in zijn welbekende Tafsier-boek “Djaamicoe al-Bayaan can Ta’wieli Aayi al-Qoran” Boekdeel 12 blz. 185 in zijn uitleg van soerat Saad vers 75: “Allah vertelt ons dat Hij Aadam met Zijn Beide Handen heeft geschapen” en vervolgens droeg hij een overlevering voor waarin de grote Tafsier-geleerde Moedjaahid vertelt dat de metgezel Ibnoe cOmar zei: “Allah heeft vier zaken met Zijn Eigen Hand geschapen, namelijk: De Troon, (de Tuin van) cAdn, de Pen en Aadam en vervolgens zei hij tegen alles wees en het was er.”
Tevens zegt de exegesegeleerde al-Aaloesi in zijn Tafsier ‘Roeh al-Macaani’ boekdeel 12 blz 216: “Onze vrome voorgangers kennen een Hand toe aan Allah op een wijze die bij Hem, de Verhevene, past en zij zeggen niet dat Hand hier voor Qodrah (macht) of Nicmah (gunst) staat…”
Verder zegt hij: “Ibnoe Djarir, Aboe ash-Shaich in z’n boek ‘al-cadhamah’ en al-Baihaqi hebben een overlevering aangehaald waarin Ibnoe cOmar heeft gezegd: “Allah heeft vier zaken met Zijn Eigen Hand geschapen, namelijk: De Troon, (de Tuin van) cAdn, de Pen en Aadam en vervolgens zei hij tegen alles wees en het was er.” In een andere overlevering is ook gezegd dat Allah, de Verhevene, de Thora met Z’n Hand heeft geschreven, en in andere (correcte) overlevering waarin zich een discussie ontwikkelt tussen Aadam en Moesa, zegt Moesa tegen Aadam: “Jij bent Aadam die Allah met Z’n Eigen Hand heeft geschapen…” en ook als de mensen op de Dag des Oordeels op zoek gaan naar de vrome personen die voorspraak voor hen zouden kunnen doen, komen zij bij Aadam terecht en zeggen tegen hem: “Jij bent Aadam, de vader van de mensen en die Allah met Zijn Eigen Hand heeft geschapen.” Dus ook zij geven te kennen dat het scheppen van Aadam door Allah met zijn Eigen Handen een unieke gebeurtenis is.
Ook zegt Imam Aboe Haniefah in zijn boek al-Fiqh al-Akbar Het volgende: “Aan Allah behoort een Hand, een Gezicht en een Nafs, zoals Hij te kennen geeft in de Koran. Dus datgene wat Allah aan Zichzelf toeschrijft in de Koran wat betreft Gezicht, Handen en Nafs, zijn Eigenschappen van Allah waarvan de hoedanigheid niet bekend is. En het is niet toegestaan om Zijn Hand te vertalen met Zijn Macht of Zijn Gunst, want dit is een ontkenning van Zijn Eigenschappen…”
Al-Fiqh al-Akbar met uitleg van al-Qaari, blz 302
Het probleem van dit soort mensen is dat zij niet in staat zijn om de Eigenschappen van Allah los te zien van die van de schepselen. Telkens als Allah in de Koran een Hand aan Zichzelf toekent, zien zij een hand voor zich die gelijkenis vertoont met de hand van de mensen. Dus hun hersenen zijn zodanig ingesteld dat zodra zij de term ‘Hand’ horen, zij dan een voorstelling gaan maken van de vorm en de hoedanigheid van deze Hand. En dit is iets dat als Koefr (ongeloof) wordt beschouwd. Dit wordt ook wel Tashbieh of Tadjsiem genoemd.
Deze mensen zijn wat betreft de Eigenschappen van Allah niet in staat om dezelfde weg in te slaan als onze vrome voorgangers en te zeggen: “Ja, Allah heeft wel degelijk een Hand, maar hoe deze Hand eruit ziet is ons niet bekend, want Hij zegt namelijk wat als volgt vertaald kan worden:
“Niets is aan Hem gelijk.”
(soerat ash-Shoeraa: 11)
De Hand die aan Allah wordt toegeschreven wordt in sommige overleveringen op een zodanige wijze genoemd dat het absoluut niet ontdaan mag worden van haar letterlijke betekenis. Want soms wordt er gesproken over grijpen (oftewel beetpakken) en schudden. Zo staat er in een overlevering van Al-Boecharie en Moeslim dat de profeet heeft gezegd: “Allah pakt de hemelen beet met Zijn Hand, en de aarde met Zijn andere Hand, vervolgens schud Hij deze op en neer zeggende: “Ik ben de Koning.”
Dus, beste mensen, de meest veilige manier betreffende de Namen en Eigenschappen van Allah, is het toekennen van die Namen en Eigenschappen aan Allah, die Hij aan zichzelf heeft toegekend in de Koran of die door de profeet aan Hem zijn toegekend in de Soennah. Zonder het ontkennen ervan, het verdraaien van de betekenissen ervan, het toekennen van een hoedanigheid eraan en het trekken van gelijkenissen met Zijn schepselen. Ook pleiten wij Allah vrij van alles waar Hij zich van heeft vrijgepleit. Wij pleiten Allah vrij van alle tekortkomingen en kennen Hem de Eigenschappen van Perfectie toe. En dit is precies wat bevestigd wordt in het volgende vers (interpretatie van de betekenis):
“Niets is aan Hem gelijk. En Hij is de Alhorende, de Alziende.”
(soerat ash-Shoeraa: 11)
Dus Allah is in geen enkel opzicht te vergelijken met zijn schepselen, maar hij is wel in het bezit van eigenschappen zoals het gehoor en het gezicht (het zien); eigenschappen die dezelfde benaming hebben als de eigenschappen van mensen, maar die in geen enkel opzicht gelijkenissen met elkaar vertonen. Dat is het credo van Ahloe as-soennah Wal-Djamacaat. Wie anders beweert is een dwaalgeest die zich in de juiste richting heeft vergist. Hij kan zichzelf wel toeschrijven aan Ahloe As-Soennah, zoals een aantal hedendaagse stromingen doen, o.a. al-Brelwiyah, al-Qadiyaaniya, al-Moctazilah, ar-Rafidah, an-Noraniyyah enz., maar Ahloe as-Soennah hebben niets met hen te maken en pleiten zich vrij van hun afdwalingen.
Het meest bizarre is dat deze mensen zeggen dat Allah wel Horende en Ziende is - eigenschappen die ook in de Koran staan aangegeven – maar toch andere eigenschappen, zoals Handen, die in hetzelfde Boek voorkomen blijven ontkennen. En als je hen vraagt waarom, dan zeggen zij omdat een mens ook handen heeft, en Allah zegt dat niets gelijk is aan Hem en dus kiezen wij ervoor om deze eigenschap te verwerpen. Maar volgens mij zijn zij vergeten dat een mens ook horende en ziende is. Of gaan zij zeggen dat Zijn Gehoor en Gezicht anders zijn dan die van de mensen. In dat geval zeggen wij tegen hen: “Wees consequent en pas dit toe bij alle eigenschappen van Allah en zeg dat Zijn Handen ook anders zijn dan die van de mensen.”
Tot slot vraag ik Allah om ons te behoeden voor afdwaling.
Aantal filmpjes:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat een reactie achter ...