De vreemdelingen
De Profeet (vrede zij met hem) werd met de Boodschap van de Islam gestuurd naar een wereld van duisternis en onrecht. Mensen aanbaden afgoden en volgden hun begeerten. Mohammed (vrede zij met hem) wilde de mensen terugbrengen naar het aanbidden van Allah. In zijn eentje was hij een vreemdeling in een verdorven maatschappij. Hij geloofde echter erin dat Allah hem zou bijstaan in het verkondigen van de boodschap van de Islam aan de wereld. Hij spande zich dan ook in om samen met zijn metgezellen de Islam te verspreiden. Hoewel zij in het begin zwak waren in eigen land en vreemdelingen onder hun eigen mensen, werkten de Profeet (vrede zij met hem) en zijn metgezellen keihard om de eerste Islamitische staat in Medina op te richten, en later het gehele Arabische schiereiland in hun staat op te nemen.
Moslims ervaren vandaag de dag de “vervreemding” van de Islam en hebben er de behoefte aan om van het leven en de Sierah (de levensloop) van de Profeet (vrede zij met hem) te leren welke middelen ze kunnen gebruiken om de vervreemding van de Islam het hoofd te bieden en hoe zij kracht in het lichaam van de Islamitische Oemmah (gemeenschap) opnieuw kunnen inblazen. Aboe Hoerayrah heeft overgeleverd dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei:
“De Islam is (als een) vreemd(e) begonnen en zal (later als een) vreemd(e) worden, net zoals hij begonnen was. Toba (geluk en blijde tijdingen) zij dan met de Vreemdelingen!”
(Moeslim)
Deze hadith laat zien dat de Islam zwak en vreemd was begonnen, waarna hij sterk werd en dat hij vervolgens op bepaalde tijden en plaatsen voor een tweede keer in een zwakke toestand zal geraken. Moslims die zich dan standvastig aan hun geloof vasthouden zullen veel tegenstand ondervinden en weinig voorstanders hebben. De gelovigen zullen dan vreemdelingen zijn, zelfs als ze in een Islamitisch land zijn.
Er zijn twee soorten vervreemdingen die moslims doormaken.
Ten eerste de vervreemding van de moslims ten opzichte van de volgelingen van andere religies.
cAbdullah Ibn Mascoed overlevert: “Terwijl wij in het gezelschap van de Profeet (vrede zij met hem) waren in een tent, zei hij: ,,Zouden jullie er blij om zijn om één kwart van de bewoners van het paradijs te mogen zijn. Wij zeiden: ,,Ja”. Hij zei: ,,Zouden jullie er blij om zijn om eenderde van de bewoners van het paradijs te mogen zijn Hij zei: ,,Zouden jullie er blij om zijn om de helft van de bewoners van het paradijs te mogen zijn. Wij zeiden: ,,Ja”. Hierop zei hij: ,,Ik hoop dat jullie de helft van de bewoners van het Paradijs zullen zijn, want niemand zal het paradijs betreden, behalve een moslim ziel. En jullie zijn in vergelijking met diegenen die anderen aanbidden naast Allah, als een witte haar op de vacht van een zwarte os of een zwarte haar op de vacht van een rode os.”
(al-Boechari)
Deze hadith laat zien dat het conflict tussen moslims en mensen die gekant zijn tegen het geloof nooit op zal houden en dat dit conflict de Profeet (vrede zij met hem) en zijn Metgezellen er niet van weerhield om de Islam te verspreiden.
En ten tweede de vervreemding van de volgers van de Soennah ten opzichte van de verschillende groeperingen binnen de Islam.
Dit type vervreemding is moeilijker dan het eerste. Als een persoon zich vasthoudt aan de Soennah dan neemt zijn “vreemdheid” alleen maar toe. Hij krijgt veel tegenstanders en weinig voorstanders. Hij is een reiziger op een lange weg met weinig reisgenoten. Als hij een hoger niveau bereikt (in het vasthouden aan de Soennah) trekken sommigen zich terug, zodat er een zeer beperkt aantal overblijft om de reis mee voort te zetten.
De voorstanders van de Soennah moeten het juiste geloof verspreiden en de correcte manier om de Koran en de Soennah te interpreteren uitdragen, evenals de hoge Islamitische moraal. Zij dienen de niet-moslims uit te nodigen naar de Islam, opdat zij niet ten prooi vallen aan de innovaties of de vooroordelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat een reactie achter ...