zaterdag 21 juli 2012

Ramadan: Een Herinnering aan Eenheid

Ramadan: Een Herinnering aan Eenheid















Abu Hurayrah (radiAllahu anhu) heeft overgeleverd dat de Profeet (sallAllahu alaihi wa salaam) zei:

“Vast wanneer zij vasten, beëindig het vasten wanneer zij hun vasten beëindigen en offer op de dag dat zij offeren.”

(Overgeleverd door at-Tirmidhi (2/37). Shaykh al-Albaani heft het authentiek verklaard in as-Sahihah (nr. 224)



Al-Bayhaqi vertelt van Abu Hanifah, die gezegd heeft: ‘Ali ibn al-Aqmar vertelde aan mij van Masrooq die gezegd had: Op de dag van ‘Arafah ging ik bij ‘Aishah naar binnen, dus zei ze: “Bedien Masrooq met wat haverbrij en maak het zoeter.” Masrooq zei: Niets weerhield mij deze dag van vasten behalve dat ik vreesde dat het de dag van het offer zou zijn. Dus zei ‘Aishah tegen mij: “De dag van het offer is wanneer de mensen offeren en de dag van het beëindigen van het vasten is wanneer de mensen hun vasten beëindigen.”

De keten van overlevering is jayyid (goed) vanwege hetgeen vooraf is gegaan.




















  • De hadith begrijpen

Imam at-Tirmidhi zegt na het citeren van de hadith:

“Eén van de mensen van kennis heeft deze hadith uitgelegd door te zeggen: De betekenis is te vasten en het vasten te beëindigen tezamen met de Jamaa’ah en de meerderheid van de mensen.”

As-San’aani heeft in Sublus-Salaam (2/72) gezegd:

“In deze (hadith) is een bewijs dat het in overeenstemming zijn met de mensen geaccepteerd is in het vestigen van ‘Eid en dat de individuele persoon die gelooft dat het de dag van ‘Eid is – vanwege het zien van de maan – verplicht is om in overeenstemming te zijn met de mensen, en dat de uitspraak van de mensen – betreffende het gebed, het verbreken van het vasten en het offeren – bindend is voor het individu.”

Ibn al-Qayyim (rahimahullah) heeft deze betekenis genoemd in Tahdhibus-Sunan (3/214) en zei:

“Er wordt gezegd: Hierin is een weerlegging van degenen die zeggen dat het toegestaan is voor degene die de posities van de maan kent vanwege astronomische berekeningen, om te vasten en het vasten te beëindigen, zelfs als anderen het niet weten. Er wordt ook gezegd dat de individuele getuige die de maan ziet maar wiens getuigenis niet geaccepteerd is door de qaadi (rechter), niet vast, net zo min als dat de mensen vasten.”


Abul-Hasan as-Sindi heeft in Haashiyah ‘alaa Ibn Maajah na het noemen van de hadith van Abu Hurayrah die overgeleverd is door at-Tirmidhi, gezegd: “En de duidelijke betekenis is dat er geen ruimte voor individuele (meningen) is om deze zaken binnen te gaan, noch om hier individueel in te handelen. Deze kwestie leidt terug tot de imam en de Jamaa’ah. Het is verplicht voor het individu om de imam en de Jamaa’ah te volgen. Daarom heeft het individu geen recht wanneer hij de maan ziet maar de qaadi zijn getuigenis afwijst en moet hij de Jamaa’ah hierin volgen.”




















En dit is de duidelijke betekenis van de hadith en dit wordt benadrukt door het feit dat ‘Aishah (radiAllahu anha) het gebruikte bij Masrooq toen hij zichzelf weerhield van het vasten op de dag van ‘Arafah, uit vrees dat het de dag van het offer zou kunnen zijn. Dus legde zij hem uit dat zijn individuele mening hierin geen waarde heeft en dat hij de Jamaa’ah zou moeten volgen. Dus zei ze tegen hem: “De dag van het offer is wanneer de mensen offeren en de dag van het beëindigen van het vasten is wanneer de mensen hun vasten beëindigen.”

En dit is gepast voor de gemakkelijke en tolerante Shari’ah, waarvan het één van de doelen is om de mensen samen te brengen, hun rangen te verenigen en alles van de individuele meningen wat hun wijdverspreide eenheid zou verbreken, bij hen vandaan houden. Dus geeft de Shari’ah geen enkele waarde aan de individuele mening in zaken betreffende ‘ibaadah jamaa’iyyah (collectieve handelingen van aanbidding), zoals het vasten, ‘Eid en het gezamenlijke gebed, zelfs wanneer de mening correct is, vanuit één gezichtspunt. Zien jullie niet dat de Sahaabah (de Metgezellen) – radiAllahu anhum – altijd achter elkaar baden? Onder hen waren degenen die van mening waren dat het aanraken van een vrouw of het vloeien van bloed uit het lichaam de wudhoo’ (wassing) ongeldig maakt, samen met degenen die deze mening er niet op na hielden. Onder hen waren degenen die het gebed compleet maakten tijdens het reizen terwijl anderen het verkortten.

Deze en andere soortgelijke meningsverschillen weerhielden hen er echter niet van om gezamenlijk te bidden achter een enkele imam en het als aanvaardbaar te achten. En dit is omdat ze wisten dat tafarruq (opsplitsen) in de religie slechter is dan het hebben van ikhtilaaf (geschillen) in sommige meningen. Deze kwestie bereikte bij één van hen het punt dat hij op de grote bijeenkomsten zelfs geen enkele mening acceptabel achtte die verschilde met de mening van de grote imam; zoals op de bijeenkomst in Mina (gedurende de Hadj), tot op het punt dat hij het handelen volgens zijn mening totaal verliet op die bijeenkomst, vluchtend van datgene wat uit dit kwaad voort kon vloeien vanwege het handelen volgens zijn eigen mening.





















Aldus heeft Abu Dawud (1/307) overgeleverd dat ‘Uthmaan (radiAllahu anhu) vier rak’ahs bad in Mina waarop ‘Abdullaah ibn Mas’ood heb bekritiseerde door te zeggen: “Ik heb twee rak’ahs gebeden met de Profeet (sallAllahu alaihi wa salaam) en twee rak’ahs met Abu Bakr en twee rak’ahs met ‘Umar en twee rak’ahs met ‘Uthmaan in het begin van zijn heerschappij en daarna voltooide hij het (door vier rak’ahs te bidden). Daarna zijn de manieren onder jullie allemaal verdeeld. Ik hoop dus dat er van deze vier rak’ahs twee geaccepteerd worden.” Toen bad Ibn Mas’ood vier rak’ahs. Dus werd er tegen hem gezegd: “Je bekritiseert ‘Uthmaan maar toch bad je er vier?” Hij zei: “Verschillen is slecht.”

De keten van overlevering is Sahih (authentiek) en iets soortgelijks is overgeleverd van Abu Dharr in de Musnad (5/155) van Imam Ahmad (radiAllahu anhum).

Degene die dus doorgaan met opsplitsen met betrekking tot het gebed en degenen die weigeren om de lokale imams te volgen in sommige moskeeën, met name in het witr gebed tijdens de Ramadan, en als bewijs gebruiken dat dit tegen hun madhhab ingaat, zouden na moeten denken over de bovengenoemde hadith en athar. Eveneens degenen die beweren kennis van astronomie te hebben en die alleen vasten en hun vasten alleen beëindigen volgens hun eigen mening, voor- of achterlopend op de meerderheid van de moslims en daar geen probleem in zien, zouden ook na moeten denken over de eerdergenoemde bewijzen. Ze zouden dus allemaal de genoemde kennis moeten overdenken. Misschien zullen ze een genezing voor zichzelf en hun onwetendheid en waanideeën vinden zodat ze samen met hun moslimbroeders tot een verenigde rang zullen behoren want de Hand van Allah is boven de Jamaa’ah.

1 opmerking:

Laat een reactie achter ...