maandag 27 februari 2012

Metgezel: Al-Baraa-e Ibn Maalik Al-Ansaari

Metgezel: Al-Baraa-e ibn Maalik Al-Ansaari












Zijn haar zag er ongekamd uit en zijn hele verschijning was ruw. Hij was dun en pezig met weinig vlees op zijn botten, dat het echt pijnlijk was om naar hem te kijken. Echter in duels vocht hij dan geen ander en versloeg vele tegenstanders en te midden van harde gevechten was hij een uitmuntende krijger waar de tegenpartij rekening mee hield.



Hij was zo dapper en heldhaftig dat Omar (moge Allah tevreden met hem zijn) ooit tegen al zijn gouverneurs en generaals heeft gezegd dat ze hem nooit aan het hoofd van een leger als leider moesten benoemen omdat hij anders al zijn manschappen de dood in zal leiden door zijn gewaagde heldendaden. Deze man was Al-Baraa-e ibn Maalik Al-Ansaari, de broer van Anas ibn Maalik (moge Allah tevreden met hem zijn) de persoonlijke bediende van de Profeet Sallalahu 'alaihi wasalam.

Als de heldhaftige daden van Al-Baraa-e ibn Maalik in details verteld moeten worden dan zouden er honderden pagina's voor nodig zijn. Maar laat er een voorbeeld voldoende zijn...

Dit specifieke verhaal begint slechts een paar uurtjes na het overlijden van de Profeet Sallalahu 'alaihi wasalam, toen vele Arabische stammen zich de rug keerden naar de Islam in grote getale. Binnen een korte periode waren alleen de inwoners van Mekka, Medina en Taa-if en wat stammen hier en daar in de omgeving, die zich nog sterk aan de Islam vastklampten.

Aboe Bakr As-Siddieq (moge Allah tevreden met hem zijn), de opvolger van de Profeet Sallalahu 'alaihi wasalam, trad met een harde hand tegen deze blinde en vernietigende beweging. Hij mobiliseerde van de Moehaadjirien en Ansaar, elf verschillende legereenheden elk onder een aparte generaal en stuurde ze naar verschillende delen van het Arabisch schiereiland. Hun doel was om de ketters weer het rechte pad op te leiden en de leiders van de rebellen te confronteren.




















De sterkste groep ketters en grootste in aantal waren de Banoe Hanifah, waarin zich de oplichter Moesaylamah de leugenaar bevond, die claimde dat hij een profeet was. Moesaylamah slaagde erin om veertigduizend uitstekende vechters uit zijn stam te mobiliseren. De meeste van hen volgden hem echter omwille van asabeyyah oftewel stamverwantschap (patriottische woede) en niet omdat ze in hem geloofden. Een van hen zei in feite: "Ik getuig dat Moesaylamah is een oplichter en dat Mohammed is de ware maar de Oplichter uit Rabi'ah (Moesaylamah) is ons dierbaarder dan de man van de waarheid uit Moedar (Mohammed Sallalahu 'alaihi wasalam )."


Moesaylamah bracht een zware nederlaag aan het eerste leger dat hem werd gestuurd onder leiding van 'Ikrimah ibn abi Djahl. Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) stuurde een andere leger naar Moesaylamah, onder leiding van het verscherpte zwaard van Allah, Khalid Ibn Al-Walid. Dit leger bestond uit la crème de la crème van de metgezellen van beide de Ansaar en de Moehaadjrien. In de frontlinies van dit leger was Al-Baraa-e ibn Maalik en een groep van de meest moedige en gevreesde moslims.

De twee kampen ontmoetten op het territorium van de Banoe H'anifah bij Yamamah in Nadjd. Het duurde niet lang en het gevecht neigde gewonnen te worden door Moesaylamah en de zijnen. De moslim soldaten begonnen zich terug te trekken uit hun posities. De manschappen van Moesaylamah bestormden zelfs de tent van generaal Khaalid ibn al-Walid (moge Allah tevreden met hem zijn) en verdreven hem uit zijn positie. Ze zouden zelfs zijn vrouw hebben vermoord maar iemand van hen had haar bescherming gegarandeerd.













Op dat moment, realiseerden de moslims zich in wat voor gevaarlijke situatie zij zich verkeerden. Ze waren ook bewust van het feit dat als zij geëlimineerd werden door Moesaylamah, dan zou de Islam geen stand houden en zou Allah (Geprezen en Verheven is Hij) Die geen partner kent, niet meer aanbeden worden in het Arabische schiereiland hierna.


Khalid (moge Allah tevreden met hem zijn) verzamelde zijn manschappen nogmaals en reorganiseerde ze. Hij verdeelde de Moehaadjirien, Ansaar en de verschillende stammen in drie hoofd groepen. Elk van die groepen werd onder leiding gebracht van een eigen stamlid, zodat de verliezen binnen elke groep makkelijk te achterhalen konden worden.

Het gevecht laaide op. Er was zoveel schade en er waren zoveel doden gevallen. De moslims hadden nog nooit zoiets ervaren in alle gevechten die ze hiervoor voerden. De mannen van Moesaylamah bleven stand houden, zo stevig en ferm al hadden ze zoveel slachtoffers.

De moslims lieten ongelofelijk veel dapperheid en heldhaftigheid zien van ongekende kaliber. Thaabiet Ibn Qays, de standaard drager van de Ansaar, hij had een kuil gegraven en plantte zichzelf daarin en bleef vechten tot hij gedood werd. De kuil die hij had gegraven was meteen ook zijn graf. Zayd ibn El-Khattaab, broer van Omar (moge Allah tevreden met hem zijn), riep de moslims op: "Mannen, bijt op je kiezen, sla meedogenloos toe op de vijand en druk door. Bij Allah, ik zal hierna niet spreken tot Moesaylamah is verslagen of ik Allah heb ontmoet." Hij voerde daarna een charge op de vijand en bleef vechten tot hij werd gedood. Salim (moge Allah tevreden met hem zijn), de mawla van Aboe H'oedhaifah, en standaard drager van de Moehadjirien vertoonde onverwachte waarde. Zijn mensen vreesden dat hij zwakte zou vertonen of te bang zal zijn om te vechten. Tegen hen zei hij, "Als jullie erin slagen mij in te halen, wat een slechte drager van Koran zal ik dan zijn." Hij sprong daarna zeer gewaagd te midden van de vijandelijke rijen en vocht tot hij als een martelaar viel.
















De dapperheid van al deze mensen, kwijnt echter toch weg tegenover de heldhaftigheid van Al-Baraa-e ibn Maalik moge Allah behaagd zijn met hen allen.


Terwijl het gevecht wreder en woester werd, richtte Khalid (moge Allah tevreden met hem zijn) zich tot Al-Baraa-e ibn Maalik en zei: "Val aan, jonge man van de Ansaar." Al-Baraa-e ibn Maalik keerde zich om naar zijn mensen en zei zijn legendarische woorden die in de hemelen weerklonken: "O Ansaar, laat niemand maar dan ook niemand van jullie aan terugkeer naar Medina denken. Er is geen Medina voor jullie na deze dag. Er is alleen nog maar Allah en dan het Paradijs."

Hij en de Ansaar lanceerden hun aanvallen daarna tegen de moeshrikien (ongelovigen), ze braken door hun linies en deelden flinke krachtstoten uit tot ze uiteindelijk begonnen terug te trekken. De moeshrikien zochten toevlucht in een tuin, die later de naam "De tuin des doods" kreeg, omdat er zoveel doden daar vielen op die dag. De tuin was omringd door hoge muren.

Moesaylamah en duizenden van zijn mannen gingen naar binnen en sloten de poorten van de tuin achter ze en versterkten zich. Vanuit hun nieuwe positie begonnen ze pijlen op de moslims te regenen. De waaghals Al-Baraa-e ibn Maalik stapte naar voren en richtte zich naar zijn gezelschap: "Zet mij op een schild, hijs het schild op pijlen en slinger mij over de muren de tuin binnen naast de poort. Ik zal dan sterven als een martelaar of de poort voor jullie openen."















De magere en pezige Al-Baraa-e ibn Maalik werd meteen op een schild gezet en werd zo te midden van de tuin des doods gegooid in een war van Moesaylama's mannen. Hij daalde neer op ze als een bliksemflits en zette het gevecht voort als een razende leeuw. Velen vielen als muggen voor zijn zwaard en voordat hij de poort kon openen kende zijn lichaam vele wonden.


De moslims drongen meteen binnen door de poorten en over de muren. Het vechten was bitter en zeer vermoeiend. Honderden werden gedood en uiteindelijk bereikten de moslims Moesaylamah, de oplichter en werd hij gedood.

Al-Baraa-e ibn Maalik werd op een draagkoets vervoerd naar Medina. Khalid ibn al-Walid bleef een maand lang voor hem zorgen tot zijn vele wonden heelden. Door hem hadden moslim een overwinning behaald op Moesaylamah.

Terwijl hij nog herstellende was van zijn wonden, bleef Al-Baraa-e ibn Maalik verlangen naar martelaarschap dat hem in de tuin des doods niet werd gegeven. Hij ging door met vechten, de ene slag naar de andere, hopend zijn doel te bereiken en te sterven voor Allah (Geprezen en Verheven is Hij). Dat werd in vervulling gebracht in de slag bij Toestar in Perzië.

In Toestar waren de Perzen belegerd in een van hun opstandige forten. De belegering duurde lang en toen de effecten daarvan ondragelijk werden, hanteerden ze een andere tactiek. Vanuit de muren van de forten, begonnen ze ijzeren kettingen te werpen met aan het uiteinde gloeiende haken. De moslims werden door deze haken getroffen en omhoog gehesen, dood of in folterende pijn. Een van deze haken had Anas ibn Maalik te pakken, de broer van Al-Baraa-e ibn Maalik. Zodra Al-Baraa-e ibn Maalik dat had gezien, sprong hij snel op de muur van het fort en greep de ketting die zich in zijn broer boorde en begon de haak van zijn lijf weg te halen. Zijn hand begon te verbranden maar hij liet niet los tot zijn broer werd verlost.

Al-Baraa-e ibn Maalik zelf stierf tijdens dat gevecht. Hij had gebeden tot Allah om hem martelaarschap te garanderen en hij kreeg het.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat een reactie achter ...